Samenvatting en vragen Nederlandse Geloofsbelijdenis
Samenvatting van de preek over NGB artikel 37: Jezus komt!
Volgens de Doomsday Clock leven we vlak voor het einde van de menselijke beschaving. Velen verwachten dat deze wereld ten onder zal gaan door een milieuramp of een nucleaire oorlog.
Christenen zijn mensen van de hoop. Ze kijken niet naar de Doomsday Clock maar leggen hun oor te luisteren bij Gods beloften in de Bijbel. Ze leven de wederkomst van Christus met verlangen tegemoet: “Daarom verwachten wij die grote dag met groot verlangen om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus onze Heere.”
Waarom leeft de wederkomst bij christenen vandaag zoveel minder dan bij christenen aan het begin van onze jaartelling? Allereerst: we zijn erg gericht op dit aardse leven. Ook bij christenen is het eeuwigheidsperspectief verdwenen of vervaagd. “Je leeft maar één keer”.
Daarnaast: het oordeel boezemt ons angst in. Aan het einde van de geschiedenis staat de rechterstoel van Christus, en dan komt alles openbaar: niet alleen onze handel en wandel, ook onze diepste verlangens, gevoelens en motieven.
In de Bijbel is het verblijdend en hoopvol dat de geschiedenis eindigt met het gericht. Er wordt straks recht gedaan (Psalm 98). De daders zullen niet voor eeuwig ontsnappen aan hun slachtoffers.
Bovendien: de Rechter is Dezelfde als Hij Die al eerder kwam: Jezus. Dat is geweldig verheugend voor ieder die deze Jezus al kennen mag als Zaligmaker. Hij zal je echt niet straffen met de straf die Hij Zelf al droeg. In Christus heb je het gericht al achter de rug. Aan de spijkergaten in Zijn handen en voeten zul je Hem straks herkennen. Voor deze Rechter hoef je niet bang te zijn. Maar wie onverzoend sterft, is in feite al geoordeeld. Die wordt bewaard voor het eindoordeel.
Ten diepste valt de beslissing over vrijspraak of veroordeling in dit leven, onder de verkondiging van het Woord. Er loopt een directe lijn van preekstoel naar rechterstoel. Tijdens de kerkdienst vallen eeuwigheidsbeslissingen. Gaan we vrijgesproken of veroordeeld de kerk uit? Houd je je de Heere Jezus van het lijf of omhels je Hem als Zaligmaker?
Het laatste oordeel is de bekrachtiging van een beslissing die al eerder gevallen is, zoals een diploma-uitreiking op school. Straks worden de gelovigen gekroond met heerlijkheid en eer. De goddelozen, mensen die ervoor kiezen om zonder God te leven, bereiken nooit hun bestemming. Ze blijven buiten de gemeenschap met God. God neemt onze weigering met Hem te leven serieus. Hij dringt Zijn liefde niet in eeuwigheid aan je op.
Niemand sprak zoveel over de hel als de Heere Jezus. Omdat Hij niet wil dat wij daar terechtkomen.
Het einde is nabij. Niet omdat de Doomsday Clock bijna twaalf uur slaat, maar omdat Jezus komt. Hij is al onderweg. Wie deze Rechter als Redder kent, mag het hoofd opheffen met reikhalzend verlangen, omdat de verlossing nabij is.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
1. Welke plaats neemt de wederkomst van Christus in uw geloofsleven in? Ligt bij u de nadruk op de ernst of het verlangen?
2. Komt volgens u het jongste gericht in de prediking voldoende aan de orde? Hoe zou er volgens u over het oordeel gepreekt moeten worden?
3. Rekenschap afleggen van de hoop die in je is (1 Petrus 3:15), hoe doe je dat in de praktijk?
Samenvatting preek NGB artikel 35: ‘Voedsel voor het tweede leven’
- Het Heilig Avondmaal is een herinnering aan de Heere Jezus en Zijn offer. Maar het is meer dan dat. Want bij het avondmaal is de Heere Jezus daadwerkelijk aanwezig.
- Het avondmaal is door Christus ingesteld. Artikel 35 brengt het avondmaal in verband met de wedergeboorte. We zijn allemaal eens geboren. Deze geboorte brengt ons het tijdelijke leven. Als we opnieuw geboren worden hebben we het eeuwige leven. Hoe kan ik weten of ik wedergeboren ben? Wie in de dood van Christus het leven heeft gevonden is opnieuw geboren. Is dit bij ons het geval?
- Om in leven te blijven hebben we eten en drinken nodig. Ook ons tweede leven moet gevoed worden. Dit voedsel is de Heere Jezus Zelf. Door het geloof voeden we ons met Hem. Artikel 35 noemt het geloof ‘de hand en mond van onze ziel.’ Elke dag moeten we dit hemelse voedsel tot ons nemen.
- De Heere Jezus is voor ons onzichtbaar. Hij is lichamelijk in de hemel. Maar in het Heilig Avondmaal wordt het onzichtbare voor ons zichtbaar en tastbaar.
- Er is door de tijd heen veel discussie geweest over de vraag op welke manier Christus aanwezig is bij het avondmaal. De rooms-katholieke kerk zegt dat brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus. Protestanten wijzen deze gedachte af. De reformator Zwingli zag het avondmaal alleen als een herinneringsmaaltijd. We geloven echter dat het avondmaal meer is dan alleen een herinnering aan Christus’ offer. Christus is bij het avondmaal daadwerkelijk aanwezig. Niet lichamelijk, maar Hij is aanwezig door de Heilige Geest. Het sacrament is een instrument in de handen van de Geest om ons nauwer te verbinden aan de Heere Jezus.
- Artikel 35 belijdt dat we in het avondmaal daadwerkelijk het lichaam en bloed van Christus nuttigen. Dit doen we niet met onze mond, maar door het geloof. Als we in geloof onze handen uitstrekken naar brood en wijn, neemt de hand en mond van de ziel (het geloof) Christus tot zich. Onze mond eet het brood. Door het geloof eten we het verbroken lichaam van Christus. Onze mond drinkt de wijn. Door het geloof drinken we het vergoten bloed van Christus. Zo voedt de Geest ons tweede leven met de Gekruisigde.
- Het avondmaal is ingesteld voor de gelovigen. Als u niet deelneemt aan het avondmaal, omdat u weet dat u niet in Hem gelooft, moet u daar niet in berusten. Christus beveelt ons tot Hem te komen en Zijn lichaam te eten en Zijn bloed te drinken. Geef gehoor aan deze dringende nodiging.
Moede kom ik, arm en naakt,
tot de God, die zalig maakt,
die de arme kleedt en voedt,
die de zondaar leven doet.
Vragen:
- Bent u opnieuw geboren?
- Op welke manieren zoekt u het hemelse brood Christus?
- Welke plaats heeft het Heilig Avondmaal in uw geloofsleven?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 36: Het ambt van de overheid
Guido de Brès neemt een artikel over de overheid op in zijn Geloofsbelijdenis om de beschuldiging te weerleggen dat de gereformeerden zich verzetten tegen het gezag van de overheid.
Overheidsdienaren zijn ambtsdragers en de overheid is dienares van God (Romeinen 13). Alles staat onder Gods gezag, maar bij de uitoefening van Zijn gezag maakt God gebruik van mensen.
De overheid is een teken van Gods goedheid. Ze legt ons beperkingen op, maar zonder wetten en regels en de handhaving daarvan zou het een chaos worden in onze samenleving. Dat heeft te maken met de verdorvenheid van het menselijke geslacht.
De overheid is Gods dienares, al is ze zich dat zelf vaak niet bewust en al gaat ze soms tegen het Woord van God in. Zo maakte de Romeinse overheid in Paulus’ dagen zich schuldig aan christenvervolging.
Artikel 36 is een geloofsartikel. Als christen constateer je hierin niet hoe het er feitelijk aan toegaat maar je spreekt uit wat je op grond van Gods Woord gelooft.
Een christen is een gezagsgetrouw mens, een burger op zijn best. Maar christenen kennen geen blinde gehoorzaamheid: je moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen.
De grenzen van onze gehoorzaamheid aan de aardse overheid liggen niet waar een overheid impopulaire maatregelen neemt, maar waar ze antichristelijke trekken vertoont. Denk aan het nationaalsocialisme.
Artikel 36 belijdt dat de overheid ook op dient te komen voor de eer van God in de samenleving en afgoderij en valse godsdienst moet uitroeien. Dit is geen pleidooi voor gewetensdwang. Iemand wordt geen christen door dwang van de overheid maar door de kracht van Gods Geest. Er staat niet dat ketters en afgodendienaars moeten worden uitgeroeid maar ketterij en afgoderij.
We leven in een andere – lees: postchristelijke – samenleving dan in de 16e eeuw. In Nederland geldt de scheiding tussen kerk en staat en christenen vormen een minderheid.
Evengoed verwoordt artikel 36 een Bijbelse ideaal: een christen verlangt ernaar dat iedereen de enige en waarachtige God dient en dat de overheid Gods geboden serieus neemt. Die zijn immers voor alle mensen goed: eerbied voor het kwetsbare leven, respect voor vrouwen, hulp aan de verre naaste in nood, op z’n tijd rusten van je werk.
In de binnenkamer en in de eredienst vindt de noodzakelijke voorbede voor de overheid plaats.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Een christen gaat met kritiek op de overheid niet de straat op maar de binnenkamer in. Mee eens? Hoe geeft u vorm aan de voorbede voor de overheid?
- In welke gevallen mag / moet een christen burgerlijk ongehoorzaam zijn?
- Hoeveel reikt het gezag van de overheid als het gaat om de vrijheid van onderwijs en van meningsuiting?
Samenvatting preek NGB artikel 34: ‘De rijkdom van de kinderdoop’
Er zijn christenen die afwijzend staan tegenover de kinderdoop. In de tijd dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis is geschreven was dit ook het geval. De wederdopers zagen het dopen van kinderen als iets dat niet uit de Bijbel voortkomt, maar later door mensen is bedacht. In deze preek zullen we drie bezwaren tegen de kinderdoop bespreken.
- Kinderdoop komt niet in de Bijbel voor.
Er staat in de Bijbel geen expliciet bevel om kinderen te dopen. Had de Heere met betrekking tot het dopen van kinderen niet duidelijker kunnen zijn? Dat zou een hoop discussie gescheeld hebben. De reden dat er niet heel duidelijk over de kinderdoop wordt gesproken is omdat het dopen van kinderen in de tijd van de Bijbel heel vanzelfsprekend was. Men dacht meer in grotere verbanden, wij denken meer individueel. Als een gezin vanuit het heidendom overging naar het Jodendom werd het hele gezin gedoopt, inclusief kinderen en slaven. Deze doop werd de proselietendoop genoemd. Ook in de Bijbel wordt verschillende keren verteld dat hele huisgezinnen worden gedoopt (1 Kor. 1:16, Hand. 16:15 en Hand. 16:33). Soms is iets zo vanzelfsprekend dat het niet expliciet benoemd hoeft te worden. Dit is ook het geval met de kinderdoop.
- De doop moet gebaseerd zijn op de geloofskeuze van de dopeling.
Artikel 34 zoekt de grond voor de doop niet in onze keuze, maar in Gods keuze. De Heere richt Zijn verbond op met Abraham en zijn nageslacht. De besnijdenis is het teken van dit verbond. In het Nieuwe Testament is voor heidenen de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen, als teken van het genadeverbond. Dat besnijdenis en doop ten diepste hetzelfde betekenen wordt onder andere duidelijk uit Romeinen 4:11: ‘En hij (Abraham) heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als zegel van de gerechtigheid van het geloof.’ De besnijdenis wijst dus volgens Paulus op de gerechtigheid van de Heere Jezus, die door het geloof ontvangen wordt. Hier wijst de doop ons ook op. Het is waar dat de volgorde eerst geloof en dan doop logischer lijkt, maar dit geldt dus evengoed voor de besnijdenis. Toch wil de Heere dat de kleine kinderen dit zegel ontvangen.
- Er zijn veel mensen die als kind gedoopt zijn, maar later niet gelovig zijn.
Helaas zijn er veel mensen die eens gedoopt zijn, maar niet met de Heere leven. Dit zegt overigens niet dat de kinderdoop niets voorstelt. Als een prachtig cadeau geweigerd wordt wil dit niet zeggen dat het cadeau waardeloos is. Ook voor veel mensen die gered zijn door Jezus heeft de kinderdoop weinig betekenis. Het is daarom niet verwonderlijk dat de vraag naar overdoop opkomt. Het is nodig dat we uit onze doop leven. Artikel 34 zegt hierover: ‘Maar deze doop is ons niet alleen van nut zolang het water op ons is en wij het ontvangen, maar gedurende ons gehele leven.’ Luther was iemand waarbij het water van de doop zijn hele leven bleef stromen. Hij schrijft: ‘Wanneer ik op mijn sterfbed lig en de duivel houdt mij al mijn zonden voor, zal ik hem gelijk geven. Maar ik zal in geloof de hand leggen op mijn voorhoofd, daar waar het water van de doop is gesprenkeld, en de engelen zullen mij dragen in de schoot van Abraham.’ Leef net als Luther uit je doop.
Vragen:
- In hoeverre voelt u mee met de bezwaren tegen de kinderdoop?
- Wat betekent het voor u dat u gedoopt bent?
- Hebt u de Heere weleens gedankt voor uw doop?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 33: Sacramenten: bewijstukken van Gods goedheid
In Psalm 86 vraagt David van de Heere een teken dat Hij aan Davids kant staat. Anders dan de Farizeeën in het evangelie vraagt David om dit teken niet vanuit ongeloof maar vanuit geloof.
Echt geloof verlangt namelijk naar bevestiging van Gods liefde en genade, zoals je ook in een huwelijk wilt merken en tonen dat je van elkaar houdt.
Wij hebben in de beide sacramenten, doop en avondmaal, een onderpand gekregen van Gods goedgunstigheid en genade jegens ons. Sacramenten zijn de onderpanden of bewijsstukken van Gods liefde. Zoals bruid en bruidegom elkaar cheen trouwring om de vinger schuiven, zo doet God dat bij de doop en bij het avondmaal.
Van nature ontbreekt ons de fijngevoeligheid en openheid voor het evangelie. In de sacramenten houdt God rekening met onze botheid en zwakheid.
De sacramenten zijn gegeven om ons geloof te voeden of te koesteren. Zoals je een baby koestert in je armen, zo koestert God het werk dat Hij in ons leven is begonnen. Hij voedt en onderhoudt het tere plantje van ons geloof.
De sacramenten werken niet automatisch, zoals voedsel en medicijnen automatisch via een infuus het lichaam ingebracht worden. Het medicijn van Gods genade komt alleen door de mond van het geloof in je hart.
In de sacramenten gaat het niet allereerst om een belijdenisdaad van ons mensen, God staat in het middelpunt in wat Hij zegt en doet. Daarin vindt het geloof vastheid. Het anker van het geloof moet overboord om zich te hechten in de oceaan van Gods liefde, in de grond van Christus’ offer aan het kruis.
Sacramenten zijn de handtekening die God onder Zijn Woord zet, levenslange garantiebewijzen op Zijn belofte, dat Hij ons tot zijn kinderen aanneemt, ons wast in het bloed van Zijn Zoon en in ons woont door Zijn Geest.
Daarnaast laat God in de sacramenten zien wat Hij in onze harten doet: Hij legt de zaligheid vast in ons hart. God verzekert mij: wat ik voor mijn ogen zien gebeuren, nl. de reiniging door het doopwater, de voeding door brood en wijn, dat gebeurt binnen in mijn hart.
God is er alles aan gelegen om ons te verlossen. Daarom spreekt Hij tot al onze zintuigen de taal van Zijn genade. Hij laat ons Zijn genade niet alleen horen, maar ook zien, aanraken en zelfs proeven.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen doop en avondmaal?
- Waarom is het zo belangrijk om eraan vast te houden dat in de eerste plaats God en niet de mens in de beide sacramenten handelt?
- Zijn de sacramenten voor u belangrijk? Waarom? Hoe kunnen we als gemeente en persoonlijk ervoor zorgen dat sacramenten in ons geloofsleven een grotere plaats innemen?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikel 32: ‘Liefdevol of onverschillig?’
- In onze tijd staat het begrip tolerantie hoog aangeschreven. Vaak is dit woord een dekmantel voor onverschilligheid. Een bekend gezegde luidt: ‘Het tegenovergestelde van liefde is niet haat, maar onverschilligheid.’ Waar laten wij ons door leiden: liefde of onverschilligheid?
- Binnen de rooms-katholieke kerk waren en zijn er bepaalde geboden die niet uit de Bijbel voortkomen. Artikel 32 verzet zich hier tegen. Geboden die wel bij de Heere vandaan komen moeten echter zeer serieus nemen. De Heere wil dat Zijn kerk heilig leeft tot eer van Zijn Naam.
- Artikel 32 wijst op de ernst van het afwijken van Gods geboden door de mogelijkheid van excommunicatie (of: ban) te benoemen. Excommunicatie betekent dat iemand uit de gemeente van Christus wordt gezet. In het artikel wordt gesproken over ‘met hetgeen daarmee samenhangt’. Dit duidt op de tucht. Er bestaat leertucht en levenstucht. Levenstucht is dat een kerkenraad maatregelen neemt als een gemeentelid in openlijke zonde volhardt. Bij deze maatregelen kunnen we bijvoorbeeld denken aan ontzegging van toegang tot het Heilig Avondmaal en ontheffing uit een ambt.
- Tuchtmaatregelen worden niet zomaar van het ene op het andere moment genomen. De Heere Jezus wijst ons in dit verband op vier stappen (Mattheüs 18:15-17).
- Als je een broeder of zuster ziet zondigen moet eerst een vermaning onder vier ogen plaatsvinden (vers 15).
- Als iemand toch in de zonde volhardt volgt er een vermaning waar één of twee andere mensen bij aanwezig zijn (vers 16).
- Als iemand dan nog in het kwaad volhardt moet het gemeld worden aan de gemeente (vers 17). We kunnen bij het woord gemeente hier in het bijzonder denken aan de ambtsdragers. De zonde kan bijvoorbeeld gemeld worden bij het censura morum. Bij deze derde stap kunnen tuchtmaatregelen worden genomen.
- Als iemand dan nog niet tot inkeer komt, wijst Jezus op de mogelijkheid van de uiterste tuchtmaatregel: afsnijding van de gemeente (excommunicatie) (vers 17).
- Tucht heeft niet als doel om mensen te kleineren en definitief uit de gemeente te zetten. De tucht heeft drie heel positieve doelen:
- De zondaar behouden.
- De gemeente beschermen.
- Opkomen voor de eer van Gods Naam.
Het woord tucht komt van het ouderwetse woord ‘tijgen’, wat trekken betekent.
De tucht wil iemand weer de goede kant optrekken: richting Christus en Zijn gemeente.
- In de praktijk komt het nemen van tuchtmaatregelen tegenwoordig nauwelijks voor. Hoe komt dat? Is het omdat onze liefde voor de zondaar, de gemeente en de Heere bekoeld is? Zijn we onverschillig geworden? We voelen een grote verlegenheid om in onze tijd de tucht te hanteren. Laten we ermee beginnen om heel dicht bij de Herder van de kudde te leven en met Zijn liefdevolle blik naar de schapen te kijken; ook naar de afgedwaalde schapen.
Vragen:
- Bespeurt u in de samenleving en bij uzelf onverschilligheid ten opzichte van de ander?
- Wat doet u als u een broeder of zuster van de gemeente ziet zondigen?
- Hoe kijkt u aan tegen het nemen van tuchtmaatregelen?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikelen 30 en 31: ‘Waarom het ambt?’
- Waarom geeft de Heere eigenlijk mensen taken in Zijn gemeente en Koninkrijk? Het zou toch veel beter gaan zonder ons?
- De ambtsdragers zijn geroepen om leiding te geven aan de gemeente. Het ambt is geen menselijke uitvinding. In de Bijbel wordt al gesproken over ambtsdragers (bijvoorbeeld: Handelingen 14:23, 1 Timotheüs 3 en Titus 1:5).
- De artikelen 30 en 31 zijn gericht tegen de structuur van de ambten in de rooms-katholieke kerk. In de rooms-katholieke kerk worden de lagere ambtsdragers aangesteld door de hogere ambtsdragers. In de Bijbel zien we iets anders. De ambtsdragers worden gekozen door en uit de gemeente (Handelingen 6:5 en 14:23). Ambtsdragers worden dus ‘van onderop’ gekozen, maar daarachter schuilt de roeping ‘van boven’. Ambtsdragers moeten zich in hun handelen laten leiden door de wil van God.
- De rooms-katholieke kerk kent het ambt van de paus. Hij is de hoogste ambtsdrager en wordt gezien als opvolger van Petrus en zelfs als plaatsvervanger van Christus op aarde. Het ambt van de paus is niet uit de Bijbel af te leiden. Dat de kerk van Rome belangrijker zou zijn dan andere kerken is een menselijk verzinsel.
- We kennen in onze kerk de ambten van predikant (herder en leraar), ouderling en diaken. De ouderling geeft geestelijk leiding aan de gemeente. Ouderlingen bezoeken de gemeenteleden en houden toezicht op de verkondiging. Ouderlingen-kerkrenmeester behartigen de stoffelijke belangen van de gemeente. Diakenen zien om naar mensen in nood, ver weg en dichtbij. Ze doen dit door geld in te zamelen en uit te delen en door praktische hulp te geven.
- De ambten zijn ingesteld om te helpen. De diakenen helpen in noodsituaties. De ouderlingen helpen mensen door in gesprek te gaan over het leven met God. Predikanten helpen door pastoraal naar mensen om te zien en onderwijs te geven.
- In 1 Timotheüs 3 wordt uiteen gezet aan welke voorwaarden ouderlingen en diakenen moeten voldoen. Niemand van ons is uit zichzelf bekwaam om ambtsdrager te zijn. Onze bekwaamheid is uit God (2 Korinthe 3:5).
- Waarom bestaat het ambt? We hebben als antwoorden gezien: omdat de Bijbel het ons leert en om ons te helpen. Een andere reden is dat de Heere er vreugde in vindt om ons in Zijn dienst te nemen. Ds. P.D.J. Buijs schrijft: ‘Dat de Heere mensen in Zijn dienst neemt en hen gebruiken wil, is puur genade. Hij doet dat niet omdat Hij hen nodig heeft, de Heere kan alles zonder ons, maar omdat Hij er vreugde in schept om dat te doen.’
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Waarom heeft de Heere ambten ingesteld?
- Ervaart u dat de ambtsdragers u helpen? Zo ja, hoe?
- Welke taak hebt u in de gemeente?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 29: Wat is de ware kerk?
Mensen zijn in kerkelijk opzicht minder honkvast dan vroeger. Dat heeft een goede kant: er is geen reden tot kerkelijke hoogmoed. Van ons mag echter wel trouw gevraagd worden. De gemeente is Gods huisgezin en je ruilt het gezin waarin je bent grootgebracht ook niet zomaar in voor een ander.
In het licht van het grote aantal kerken in ons land en onze woonplaats is de vraag actueel: wat is de ware kerk, en waar kun je die aan herkennen?
Bij de keuze voor een kerk zijn zaken als liturgie, sfeer en kindvriendelijkheid vaak bepalend. De NBG wijst andere kenmerken aan: de zuivere prediking van het evangelie, de zuivere bediening van de sacramenten en de uitoefening van de kerkelijk tucht. Het gaat daarin ten diepste om één en hetzelfde: dat in de kerk het Woord van God oftewel Christus het voor het zeggen heeft.
Een predikant is VDM: dienaar van het Goddelijk Woord. Zijn roeping is om het evangelie zuiver te verkondigen. En het is een taak van ambtsdragers in het bijzonder, maar ten diepste van ieder gemeentelid (Berea!) om te beoordelen of de Bijbel echt open gaat.
In een Bijbelse preek gaat het over drie stukken (ellende, verlossing, dankbaarheid - alle aspecten van het geloofsleven komen aan de orde), twee wegen (de weg tot het leven en de weg die naar het verderf leidt) en één Naam.
Spurgeon schreef: weinig mensen blijven ongelovig onder de prediking waarvan het voornaamste onderwerp is: Christus de Gekruisigde.
We gaan naar de kerk om Jezus te ontmoeten. De ware kerk is daar waar Zijn stem wordt gehoord. Zoals de conditie van het hart bepalend is voor de gezondheid van het lichaam, zo is de zuivere prediking van het Woord bepalend voor de kwaliteit van ons gemeente-zijn. Dit vraagt veel gebed door en voor de predikant!
Omdat in de Protestantse Kerk de leertucht grotendeels ontbreekt, is de kerk niet vals maar wel ziek. Iemand die ernstig ziek is, laat je niet vallen, zeker niet als het je moeder is. Onze kerk heeft Intensive Care nodig. En veel gebed, voor de meerdere vergaderingen, de landelijke kerk, de kerkelijke hoogleraren etc.
De NGB wordt in artikel 29 ook persoonlijk: het gaat er niet alleen om dat je lid van de ware kerk bent maar ook dat je een waar lid van de kerk bent.
In de kerk oordelen we niet over elkaars hart maar wekken we wel elkaar op om de enige Zaligmaker Jezus Christus aan te nemen, de zonde te ontvluchten en de gerechtigheid na te streven.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Wat heeft het beeld van de kerk als (zieke) moeder u te zeggen? En het beeld van de gemeente als gezin, als geestelijke familie?
- Welke zaken geven voor u de doorslag bij de keuze voor een kerkelijke gemeente?
- Welke plaats hebben de predikanten, de erediensten en de landelijke kerk in uw gebedsleven?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 28: Waarom zou ik naar de kerk gaan?
De vraag: Waarom zou de kerk gaan?, is actueler dan ooit. Veel Nederlanders zien nooit een kerk vanbinnen en in coronatijd hebben voorheen trouwe gemeenteleden de geregelde kerkgang verleerd.
De kerk is de kudde van de goede Herder. De duivel (diabolos = door elkaar gooien, uit elkaar halen) doet niets liever dan verstrooien en verdelen. De Heere is erop uit om mensen in harmonie en liefde te laten samenleven.
Geloven is persoonlijk maar niet privé. Dezelfde Geest Die zorgt dat er kinderen van God geboren worden, brengt die kinderen ook samen in Gods huisgezin.
Veel mensen onttrekken zich aan de kerk uit (vaak terechte) kritiek. Toch is de kerk de plaats waar Jezus met zondaren wil zijn.
In artikel 28 staat er stellig dat er buiten de kerk geen heil is. De kerk is als de ark van Noach, het enige toevluchtsoord. Daarom moeten we ons bij haar voegen en ons met haar verenigen.
Dit heeft ook een zichtbare kant. De apostel wekt ons op: Laat de onderlinge bijeenkomst niet na! Gemeenschap hebben met God heeft alles te maken met het horen bij een concrete zichtbare kerk en daar actief in meedoen.
We worden geroepen om de eenheid van de kerk te onderhouden. Dit is een opdracht voor christenen uit verschillende kerkverbanden maar ook voor christenen binnen dezelfde gemeente. We hoeven binnen de kerk niet allemaal hetzelfde te zijn, wel worden we opgeroepen om ons te buigen onder Gods Woord, zowel wat geloofsleer als leefstijl betreft.
We zijn geroepen om elkaar te dienen, om met de ons geschonken gaven mee te werken aan de opbouw van de gemeente van Christus. De gemeente is als een lichaam dat is samengesteld uit ledematen en organen die allemaal hun eigen functie hebben. De functie van de ambtsdragers (de ‘pezen’ van het lichaam) is om de gemeenteleden bijeen te houden en toe te rusten.
Binnen de gemeente ‘letten’ we op elkaar (Hebreeën 10). Dit ziet op de warme belangstelling voor elkaar, met elkaar meeleven en elkaar aan vuren tot liefde en goede werken.
Waarom zou ik naar de kerk gaan? Omdat Christus, de grote Herder van de schapen, Zijn kudde samenbrengt, omdat Hij met zondaren wil samenwonen, omdat de kerk de plaats is waar Hij u/jou wil bekeren, bevestigen, ontmoeten.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Een kerkvader uit de derde eeuw van onze jaartelling (Cyprianus) zei: Buiten de kerk is geen zaligheid. Wat vindt u van die uitspraak?
- Ervaart u de gemeente rondom de Julianakerk als een soort gezin, een geestelijke familie?
- Hoe beantwoordt u voor uzelf de vraag: waarom zou ik naar de kerk gaan?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikel 27: ‘Eén Kerk’
- De zondag na Pinksteren is de zondag voor de vervolgde kerk. Heeft de vervolgde kerk een plaats in uw hart en gebed? Wij hebben in Nederland niet te maken met vervolging, maar ook in ons land is er veel weerstand tegen het evangelie. Deze weerstand wordt de laatste jaren steeds groter. Artikel 27 wijst ons op iets waardoor we niet kunnen zeggen dat christenvervolging ver van ons af staat. We horen door het geloof namelijk bij dezelfde Kerk als vervolgde broeders en zusters. Samen vormen we het lichaam van Christus. En als één lid lijdt, lijden alle leden mee (1 Korinthe 12:26a).
- Er zijn heel veel verschillende kerken. Toch belijden we dat er ten diepste maar één Kerk is. De hemelse Bruidegom heeft maar één bruid. Mensen uit allerlei verschillende kerken horen bij deze ene Kerk. Er wordt in artikel 27 een omschrijving gegeven van degenen die bij de Kerk horen: Zij is een heilige vergadering van mensen die waarachtig in Christus geloven, die al hun zaligheid verwachten van Jezus Christus, gewassen door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. Geldt deze omschrijving ook voor ons? In Mattheüs 16:16 stelt de Heere Jezus aan Zijn discipelen de vraag: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Hij stelt deze vraag ook aan u, jou en mij. Als we samen met Petrus geloven en belijden dat Hij onze Redder is, horen we bij de ene Kerk.
- Artikel 27 belijdt dat de Kerk katholiek/algemeen is. Dit wil zeggen dat de Kerk van alle tijden en plaatsen is. De Kerk bestaat uit allerlei verschillende mensen uit verschillende tijden en gebieden. Het is een Kerk uit alle volken, rassen en landen.
- De Kerk wordt ook heilig genoemd. Dit wil zeggen: apart gezet voor de dienst aan de Heere. In Christus is de Kerk heilig. We zijn geroepen om deze heiligheid uit te leven in ons leven van alle dag.
- Artikel 27 belijdt dat Christus Zijn Kerk in standhoudt. Ze is er geweest vanaf het begin van de wereld en zal er tot het einde toe zijn, ondanks het woeden van de gehele wereld. In Mattheüs 16:18 spreekt de Heere Jezus over de poorten van de hel, die Zijn gemeente niet zullen overweldigen. De stad van de duivel zal de stad van God niet overwinnen. De Heere Jezus is sterker dan alle tegenstand. Dat Christus Zijn Kerk in standhoudt wil niet zeggen dat het vanzelfsprekend is dat de Kerk ook altijd in Nederland blijft. De kandelaar kan worden weggenomen (Openbaring 2:5).
- Als het gaat over christenvervolging kan de vraag boven komen: zou ik het volhouden om de Heere Jezus te volgen als er vervolging uitbreekt? Als we in onze eigen kracht vol moeten houden haken we af. Maar als de Heere ons de kracht geeft om te volharden houden we het vol.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Welke plaats heeft de vervolgde kerk in uw hart en gebed?
- Wat merkt u van de weerstand die er is tegen het evangelie?
- Hoort u bij de ene Kerk? Zo ja, hoe blijkt dit in uw dagelijks leven?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikel 26: ‘Hij bidt voor ons’
- We kunnen niet zomaar binnenlopen bij premier Mark Rutte, om een gesprek met hem te hebben. Naar de Koning van hemel en aarde kunnen we wel elk moment van de dag toegaan. Dit gaat echter niet zomaar. We hebben iemand nodig die ons toegang geeft tot de Vader.
- Artikel 26 is geschreven tegen de achtergrond van het aanroepen van gestorven heiligen in de Rooms-Katholieke Kerk. Heiligen zijn gestorven gelovigen die (volgens Rome) door hun vele goede werken heel dichtbij God staan. Je kunt tot hen bidden en zij bidden dan vervolgens weer voor ons tot God. In de Bijbel is er geen voorbeeld, gebod en belofte te vinden met betrekking tot het bidden tot heiligen. Levende en gestorven heiligen (kinderen van God) kunnen ons wel inspireren en verder helpen op de weg van het geloof.
- De Bijbel wijst de Heere Jezus aan als onze Voorspraak bij de Vader. Hij bidt in de hemel voor ons. Deze voorbede is een onderdeel van Zijn werk als Hogepriester. Het is bemoedigend om te weten dat andere mensen voor je bidden. Het is nog veel groter dat de Zoon van God voor ons bidt.
- In 1 Johannes 2:1 wordt in het Grieks voor Voorspraak het woord Parakleet gebruikt. Een parakleet was een invloedrijk persoon, die als tussenpersoon optrad. Als een laaggeplaatst persoon iets gedaan wilde krijgen van een hooggeplaatst persoon kon de aanwezigheid van een parakleet helpen om het gewenste doel te bereiken. Door onze schuld is de weg naar de Vader gesloten. Om naar de Heere toe te kunnen gaan hebben we een tussenpersoon nodig. De Parakleet, de Heere Jezus, opent voor ons de toegang tot de Vader.
- Artikel 26 wijst op verschillende redenen waarom Christus geschikt is om onze Parakleet te zijn. Hij is onder andere geschikt omdat Hij zoveel van ons houdt. Het artikel verwoordt dit heel mooi: Want er is niemand in de hemel of op de aarde onder de schepselen, die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. Jezus heeft alle reden om ons te haten, maar toch houdt Hij van ons. Zijn grote liefde blijkt in Zijn offer en voorbede.
- In Zijn voorbede is de grote Hogepriester liefdevol gericht op de ander. Hoe is dat in ons gebed? Draait het in ons gebed misschien alleen om onszelf? In onze voorbede kunnen we een eenvoudige structuur aanbrengen om te voorkomen dat het gebed alleen om ons draait: wereld, kerk, ikzelf.
- Soms kunnen er momenten zijn dat je niet meer kunt bidden. Bijvoorbeeld door ziekte, dementie of depressie. Dan mogen we door het geloof weten dat Hij voor ons bidt. Want niemand heeft ons meer lief dan Hij.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Wat doet het met u dat Christus Zelf voor ons bidt?
- Welke plek heeft de voorbede voor de ander in uw persoonlijk gebed?
- Zijn er momenten in uw leven geweest dat u niet meer kon bidden?
Samenvatting en vragen van de preek over NGB artikel 25: De vervulling van de Wet
Sommige teksten uit het Oude Testament lijken voor christenen nauwelijks betekenis te hebben: voorschriften over de inrichting van de tabernakel en de priesterkleding, offerwetgeving, reinigingsrituelen bij melaatsheid en na een zwangerschap. Daarnaast noemt de NGB de voorafbeeldingen van de Wet, zoals de ark van het verbond en de zevenarmige kandelaar.
De wet van Mozes had voor het volk Israël de functie van een voogd. Het ging de Heere om de bescherming en opvoeding van Zijn volk. De ceremoniële wetten (bijv. voedselwetten en huwelijkswetten) waren het hekwerk dat Israël moest beschermen tegen heidense invloeden.
Daarnaast dienden de ceremoniële wetten als aanschouwelijk onderwijs (de plaatjes bij het verhaal). God leerde Zijn volk in de offerdienst de noodzaak van verzoening en de belofte van vergeving.
De belangrijkste functie van de offerdienst is het wekken van verlangen bij Israël naar Jezus Die de wet heeft vervuld. Denk aan de uitgestoken vinger van Johannes de Doper op het ch altaar.
Met de dood van Christus aan het kruis is de oudtestamentische offerdienst overbodig geworden. Jezus heeft na Zijn opstanding geen priesters aangesteld maar verkondigers van het evangelie.
De roomse kerk greep terug op de eredienst van het Oude Testament, in de kerken van de Reformatie staat de verkondiging van het Woord centraal. Als gereformeerde christenen dienen we ervoor te waken dat het hart van het evangelie doorgeven en geen menselijke regels en vormen.
De ceremoniën en voorafbeeldingen van de wet hebben ook voor christenen betekenis. Deze plaatjes van het Oude Testament verkondigen ons de Heere Jezus. Daarnaast bevatten ze nuttige aanwijzingen voor ons dagelijks leven (zwagerhuwelijk, dakleuning, dorsende os, sabbatsjaar).
Elke Bijbeltekst is een vinger die naar Jezus wijst. De boekrol is met Zijn Naam vervuld.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Geeft u eens aan welke boodschap de offerwetgeving voor u bevat. Zou er vaker over de “ceremoniën en de voorafbeeldingen van de Wet” gepreekt moeten worden?
- In de gereformeerde eredienst valt de nadruk op de verkondiging van het Woord. Wat vindt u van het gebruik van een beamer in de eredienst en het meenemen van een voorwerp door de predikant?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikel 24: ‘Leven met God’
- Veel mensen denken dat leven volgens de richtlijnen van de Bijbel je veel plezier ontneemt. Het tegenovergestelde is waar: het leven met God geeft de grootste blijdschap die er is.
- Tussen rooms-katholieken en protestanten bestaat er verschil van mening over de vraag of we alleen door het geloof gered worden. De Rooms-Katholieke Kerk zegt dat ook onze goede werken aan de zaligheid bijdragen. De Bijbel lijkt op dit punt zichzelf tegen te spreken.
Paulus zegt in Romeinen 3:28: Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet. In Jakobus 2:24 staat echter: U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof. Paulus en Jakobus spreken elkaar echter niet tegen. Jakobus richt zich tot mensen die zeggen te geloven in Jezus, maar het blijkt totaal niet uit hun daden. Jakobus noemt dat een dood geloof. Echt geloof blijkt uit de daden. Het geloof in Christus verandert je leven. Goede werken zijn echter geen grond voor onze redding. Ze zijn het gevolg ervan.
- In artikel 24 worden twee kernwoorden gebruikt om het leven vanuit het geloof mee aan te duiden: heilig en liefde. Het woord heilig heeft de betekenis in zich van ‘anders zijn’. De heilige God verbindt Zich aan het volk Israël en de christelijke gemeente. Hierdoor worden we geheiligd (anders). De Heere verlangt ernaar dat we deze heiligheid uitleven in ons leven.
- Dit ‘anders zijn’ roept ons op om ons te laten leiden door de liefde. De tien geboden vertellen ons hoe we de liefde concreet kunnen maken in onze gedachten, woorden en daden. De vraag is of wij in het leven van alle dag echt zo ‘anders zijn’.
- De begrippen heilig en liefde komen samen in het huwelijk. Het beeld van het huwelijk wordt in de Bijbel vaak gebruikt om de relatie tussen Christus en Zijn volk aan te duiden. De liefde wil de ander blij en gelukkig maken. Als je een band met de Heere hebt wordt het je verlangen om Hem blij te maken en te doen wat tot eer van Zijn Naam is. Als je iemand liefhebt wil je dat de band met hem of haar goed blijft. Want je merkt dat de omgang met de ander je gelukkig maakt. Zo is het ook met de Heere: de omgang met Hem maakt je blij en gelukkig. Je wil niet dat er iets tussen jou en de Heere in komt te staan. Helaas is het zo dat naast het verlangen om de Heere te dienen er ook de neiging blijft om bij de Heere vandaan te lopen.
- Artikel 24 wijst erop dat de Heere goede werken beloont. Deze beloning is niet uit verdienste, maar uit genade. Hij bekroont hiermee Zijn eigen werk, wat Hij in ons heeft gewerkt door de Heilige Geest. In dit leven ontvangen we als beloning vrede en blijdschap in het gaan in de weg van de Heere (Psalm 119). Na dit leven komt de Heere Jezus terug op onze goede daden. Er zijn Bijbelteksten die erop wijzen dat er gradaties zijn in de heerlijkheid. De zaligheid is voor iedereen hetzelfde, de heerlijkheid is verschillend.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Hoe is uw band met de Heere?
- Hoe blijkt in uw daden dat u gelooft in de Heere Jezus?
- Geeft het leven met de Heere u blijdschap?
Samenvatting preek NGB artikel 23: ‘God rekent anders’
- Als je iets niet meer wilt hebben kun je proberen het te ruilen voor iets anders. De Heere Jezus stelt voor om met ons te ruilen. We zijn wel heel dom als we deze ruil niet maken.
- In Romeinen 4 vertelt Paulus dat de Heere het geloof van Abraham tot gerechtigheid rekenende. Het woord ‘gerechtigheid’ betekent dat je acceptabel bent voor God. Ik ben acceptabel voor de Heere als ik voldoe aan het doel waarmee Hij mij gemaakt heeft. Dat doel is: Hem liefhebben boven alles en de naaste liefhebben als mijzelf. We moeten zo eerlijk zijn dat wij niet meer voldoen aan dit doel.
- Op school hoef je bij een toets niet alles goed te hebben om een voldoende te halen. Je mag best fouten maken, als het er maar niet teveel zijn. Veel mensen denken dat God als Hij ons leven beoordeelt met een 6 of 7 ook wel tevreden is. Als je denkt door je eigen prestaties in de hemel te kunnen komen maak je twee denkfouten:
- Je denkt dat God met minder tevreden is dan perfectie (een 10). Dit is een misvatting. De volmaakte God vraagt volmaaktheid van ons.
- Je overschat je eigen prestaties. Je denkt een 5,5 of hoger te kunnen halen, maar in Gods ogen kom je niet verder dan een 0.
- Abraham was net als ons een doelmisser. Toch zag de Heere hem als iemand die voor Hem acceptabel was. Dit heeft alles te maken met het woord ‘gerekend’ (vers 4). Dit Griekse woord is een boekhoudkundige term. Het betekent ‘tellen als’. Dat het geloof gerekend wordt tot gerechtigheid heeft alles te maken met de verdienste van de Heere Jezus. Wat Hij gedaan heeft wordt ons toegerekend. Het Griekse woord voor ‘gerekend’ kan ook betekenen dat er een bedrag op iemands rekening wordt overgemaakt. De gerechtigheid van de Heere Jezus wordt als het ware op onze rekening overgemaakt. Dit geldt zowel voor Zijn volmaakte offer als voor Zijn volmaakte leven, waarin Hij altijd in liefde heeft geleefd tot Zijn Vader en de naaste.
- De belijdenis dat God de goddeloze rechtvaardigt (vers 5) ligt telkens weer van verschillende kanten onder vuur. Het verzet tegen deze belijdenis leeft in het hart van ons allemaal. We zijn allemaal geneigd te denken dat we zelf iets moeten en kunnen doen om gered te worden. Tim Keller zegt dat het reddend geloof ‘verschoven vertrouwen’ is. We verschuiven door Gods Geest geleid ons vertrouwen van onszelf naar de Heere Jezus. Zo worden we gered. Zo kunnen ook mensen gered worden die wij allang hadden afgeschreven. Zelfs de misdadiger aan het kruis wordt door de Heere Jezus erbij gerekend. Een misdadig leven kan worden vergeven door het verschoven vertrouwen op de Heiland. Want God rekent anders.
- In het begin van de preek ging het over ruilen. De Heere Jezus stelt aan ons een ruil voor: Hij krijgt de straf die wij verdienen, wij krijgen van Hem vergeving en eeuwig leven. Dit is een hele vreemde ruil. Het zegt heel veel over Christus’ grote liefde voor zondaren dat Hij zo met ons wil ruilen. Wat is ons antwoord op dit voorstel van de Heere Jezus?
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Hoe zou u in uw eigen woorden omschrijven wat geloof is?
- Herkent u bij uzelf het verzet tegen de rechtvaardiging van de goddeloze?
- Hebt u geruild met de Heere Jezus?
Samenvatting van de preek NGB artikel 22: ‘Nu al het oordeel’
- Tijdens een schooljaar krijg je allerlei toetsen. Telkens word je beoordeeld of je datgene wat je moest leren goed hebt onthouden en begrepen. Bij het laatste oordeel wordt ons leven beoordeeld door de Heere Jezus. Je kunt op verschillende manieren naar het laatste oordeel toeleven: vol zelfvertrouwen, met angst, of met onzekerheid. De Heere wil ons leren dat we op een andere manier mogen toeleven naar de ontmoeting met onze Rechter.
- Artikel 22 schetst op drie manieren wat een waar geloof is:
- Omhelzen van Christus en Zijn verdiensten. Door het geloof vallen we in Zijn liefdevolle armen. In Jezus’ armen zijn we veilig.
- Toe-eigenen van Christus. Als je jezelf iets toe-eigent zeg je: dit is van mij. Door het geloof zeggen we: Jezus is mijn Redder. Sommige mensen worstelen met de vraag of ze zich de Heere Jezus mogen toe-eigenen. Van ons worden geen prestaties vooraf gevraagd voordat we ons Christus mogen toe-eigenen. Hij wordt ons gratis aangeboden. Met lege handen mogen we Hem ontvangen.
- Niets anders buiten Hem zoeken. Het geloof weet dat Christus onze volkomen Zaligmaker is. We hebben buiten Hem niets of niemand anders nodig om ons te redden. Ook ons geloof redt ons ten diepste niet. Het is slechts het geschonken middel waardoor we deelkrijgen aan Christus en Zijn verdiensten.
- Deze drie omschrijvingen van wat het geloof is stellen aan ons de vraag: Wie is de Heere Jezus voor mij? Mag ik Hem kennen als mijn Zaligmaker? Geloof ik dat Hij genoeg is om mij thuis te brengen bij de Vader?
- Artikel 22 belijdt dat het geloof ons rechtvaardigt (Romeinen 3:26). Rechtvaardiging wil zeggen dat de Heere ons onschuldig verklaart. Dat is heel opvallend, omdat we doodschuldige mensen zijn. Door het geloof schuilen we echter weg achter de Heere Jezus. De Heere ziet ons dan aan in Christus. Zijn bloed bedekt onze schuld. Nu al mag ik weten dat ik bij het laatste oordeel vrijgesproken zal worden. Iemand zei: ‘Rechtvaardiging wil zeggen dat het laatste oordeel vooruit wordt gehaald in de tijd.’ Door het geloof mag ik nu al de vrijspraak uit de mond van de Heere vernemen.
- Door Gods genade mag ik weten dat ik niet onderweg ben naar een rechtbank waar ik veroordeeld zal worden, maar ik ben onderweg naar het bruiloftsfeest van het Lam. Artikel 22 zegt dat het geloof ‘ons in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt.’ De hemelse Bruidegom trouwt met Zijn bruid in gemeenschap van goederen. Wij brengen van onze kant in dit huwelijk onze schuld en de dood mee. Hij neemt die op Zich. Van Zijn kant brengt Christus vergeving en het eeuwige leven met Zich mee. Hierin mogen wij door genade delen. Wat hebben we een goede Heiland. Laten we Hem prijzen, van nu aan tot in eeuwigheid!
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Herkent u de worsteling met de toe-eigening van het heil?
- Wie is de Heere Jezus voor u?
- Hoe leeft u toe naar het laatste oordeel?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 20 en 21: Een verrassend vredesaanbod
God heeft het volk Israël ingescherpt dat verzoening met Hem nodig is en dat verzoening niet vanzelf gaat. Denk aan de jaarlijks terugkerende Grote Verzoendag, waarbij het bloed van een bok en een stier werd gesprenkeld vóór en op het verzoendeksel in het allerheiligste van de tempel.
Als christenen belijden we dat de bloedige offerdienst overbodig is, omdat Gods eigen Zoon, het Lam van God en onze enige Hogepriester, het offer van Zijn leven heeft gebracht, eens en voor altijd.
Het initiatief tot verzoening gaat van God uit: God was het Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende (2 Korinthe 5:19). God heeft uit de barmhartigheid (uit Zijn van liefde brandend hart) Zijn Zoon naar deze wereld gezonden.
De heidenen dachten (denken) dat ze hun goden met offers, gebeden e.d. moesten verzoenen. Maar de ware God hoeft niet verzoend te worden, Hij verzoende de wereld met Zichzelf. Hij heeft ons het Lam gegeven, dat als ons offer op het altaar ligt.
Het offer van Christus bewoog God niet tot barmhartigheid, het is andersom: Gods barmhartigheid bewoog Hem om Zijn Zoon als offer te geven. Wat is dat bemoedigend! Wanneer u dorst naar vrede met God mag u weten: God was al veel eerder op verzoening uit dan u.
God is barmhartig én rechtvaardig. Dat betekent dat God zich aan Zijn Woord houdt, niet alleen in de vervulling van Zijn beloften maar ook in het straffen van de zonden. Onze zonden laten God niet onbewogen, we tasten daarmee God aan tot in het diepst van Zijn wezen.
In Zijn barmhartigheid wil God de zondaar behouden, in Zijn rechtvaardigheid wil Hij de zonde straffen. In deze spanning tussen Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid is de Heere Jezus als Middelaar verschenen. Hij heeft de straf op onze zonde gedragen.
We raken onze zonden alleen kwijt door in geloof onze handen te leggen op Jezus als het ware Offerlam.
Dat God door Christus de verzoening tot stand heeft gebracht, betekent niet dat alle mensen automatisch met God verzoend zijn. We kunnen in onbegrijpelijke dwaasheid onverzoend en onverzoenlijk als vijanden van God voortleven.
Maar in de bediening van de verzoening smeekt God Zelf ons: laat u met Mij verzoenen (2 Korinthe 5:20). De Overwinnaar smeekt Zijn verslagen vijand: wilt u alstublieft vrede met Mij sluiten?
In de verkondiging van het evangelie gaat dat verrassende vredesaanbod tot ons uit. De enig juiste reactie is dat wij op onze knieën gaan met het gebed van de tollenaar: o God, wees mij zondaar genadig (letterlijk: o God, wees met mij zondaar verzoend).
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Calvijn schrijft: wanneer het evangelie verkondigd wordt, begint het bloed van Christus op de gemeente te druppen. Wat zou hij daarmee bedoelen? Ziet u de prediking als een vredesaanbod van God aan u?
- In delen van de kerk wordt de gedachte dat verzoening plaatsvindt door de bloedstorting van Christus afgedaan als ‘bloedtheologie’. Men zegt: God wil geen bloed zien, Hij vergeeft uit liefde. Wat vindt u van dit verwijt?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 18 en 19: God en mens
- Er zijn veel dingen in het christelijk geloof die we met ons kleine menselijke verstand niet helemaal kunnen begrijpen. De belijdenis dat Christus zowel een Goddelijke natuur als een menselijke natuur heeft is daar een goed voorbeeld van. Ons verstand is echter geen graadmeter voor wat wel en niet kan. Ook vraagt de Heere niet van ons om alles wat Hij zegt te begrijpen. Hij vraagt van ons geloof.
- Artikel 18 belijdt dat Christus helemaal God en helemaal mens is. Het accent ligt in dit artikel op het mens-zijn van de Heere Jezus. Dit is de verklaren vanuit de tijd waarin de Nederlandse Geloofsbelijdenis is geschreven. De wederdopers ontkenden het ware mens-zijn van Jezus. In onze tijd zijn er juist veel mensen die de Godheid van Christus ontkennen. Ze zien Jezus als een bijzonder mens, maar niet als meer dan dat. Dit is onder andere de visie van de Islam. Ook binnen de kerk zijn er mensen die zo tegen de Heere Jezus aankijken.
- De vraag kan bovenkomen waarom het nu zo belangrijk is dat Christus helemaal God en helemaal mens is. Het kan voor ons klinken als een theoretische discussie, waar je verder niet zoveel aan hebt. Het einde van artikel 19 verwoordt heel treffend waarom deze belijdenis voor ons van het grootste belang is: Hierom belijden wij, dat Hij werkelijk God en werkelijk mens is. Werkelijk God om door Zijn kracht de dood te overwinnen en werkelijk mens om krachtens de zwakheid van Zijn vlees voor ons te kunnen sterven. Onze Redder moet zowel zwak als sterk zijn. Zowel God als mens.
- In artikel 18 wordt Filippenzen 2 aangehaald. In de gemeente van Filippi is frictie ontstaan door eigenbelang en eigendunk (vers 3). Paulus wijst de gemeente op de noodzaak van nederigheid. Om te illustreren wat nederigheid is schetst hij de weg die de Heere Jezus voor ons is gegaan. Hij is neergedaald uit de hemel om de gestalte van een slaaf aan te nemen (vers 7). Deze nederige houding zien we op een ongekend diepe wijze aan de kruisdood van de Heere Jezus. Hij vernedert Zich uit liefde voor ons tot in de dood.
- Aan het lijden en sterven van de Heere Jezus zien we op indringende wijze dat Hij een echt mens was en is. Hij is ons in alles gelijk geworden, maar zonder zonden. Artikel 19 wijst erop dat ook Goede Vrijdag en Pasen niets veranderen aan het God-zijn en mens-zijn van Jezus. Ook toen de Heere Jezus stierf aan het kruis en in het graf lag bleef Hij God. Ook na Pasen en Hemelvaart is Christus nog steeds mens. Hij is een onsterfelijk mens. Hij biedt ook ons het eeuwige leven aan: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven (Johannes 11:25). Geloven wij in Hem?
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Hoe gaat u om met geloofszaken die u niet kunt begrijpen?
- Waarom is het belangrijk om te geloven dat Christus zowel God als mens is?
- Wat kunnen wij leren van de nederige houding van de Heere Jezus?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 17: Waar ben je?
- Al in het paradijs is te zien hoe de mens zich voor God verstopt. De vertrouwelijke omgang met de Heere heeft plaatsgemaakt voor angst.
- De Bijbel zet ons eerlijk neer, niet als Godzoekers maar als weglopers. Dat geldt niet alleen voor mensen die openlijk verklaren dat ze geen boodschap hebben aan God, maar ook voor trouwe kerkgangers.
- Genesis 3 houdt ons een spiegel voor: je moet dit hoofdstuk niet alleen lezen als geschiedenisboek maar ook als je eigen dagboek.
- God wil ons graag ontmoeten, zonder vijgenbladeren, zoals je werkelijk bent, met je twijfels en vragen, met je angsten en schuld.
- Gods goedheid blijkt uit de manier waarop Hij het initiatief neemt om het contact met de mens te herstellen.
- In de doop is God al begonnen met ons te roepen en daar gaat Hij elke dag van ons leven mee door.
- De eerste vraag die God aan de mens stelt, luidt: waar ben je? Het is een vraag die ons tot bezinning wil brengen: waar bevind ik mij in het leven, waar bevind ik mij tegenover God?
- God is onze Rechter. In de vraag: waar ben je?, klinkt ook een aanklacht door. Maar wie Hem bevend tegemoet gaat, ontdekt dat God ons niet zoekt om ons te veroordelen maar om ons te behouden.
- God troost ons door ons Zijn Zoon te beloven. Voor onze verlossing hoefde de Vader Zijn Zoon niet te zoeken. Jezus bood Zich vrijwillig aan.
- Hij, de Zoon des mensen, is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. En toen Hij Zelf in de hof van Gethsemané gezocht werd, verborg Hij Zich niet maar sprong in de bres voor Zijn discipelen.
- Het is dom om je in dit leven voor God te verbergen. Aan de confrontatie met Hem voor Zijn rechterstoel kunnen we uiteindelijk niet ontkomen.
- Wie tevoorschijn komt uit zijn schuilplaats, mag zich verbergen, niet achter vijgenbladeren maar achter het bloed van de Heere Jezus. Je hoeft God dan straks niet bevend te ontvluchten maar mag Hem juichend ontmoeten.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- In Genesis 3 wordt de mens getypeerd als wegloper, niet als Godzoeker. Herkent u dit bij uzelf? Hoe komt het wanneer we toch God gaan zoeken en naar Hem gaan verlangen?
- Met welk woord kunt u uw huidige relatie met God het best omschrijven: angst – vertrouwen – verlangen – twijfel – boosheid – geborgenheid - een ander woord.
- Op welke momenten in uw leven hebt u de vraag van God gehoord: waar ben je?
Samenvatting van de preek NGB artikel 16: ‘Lofprijzing en zekerheid’
- Artikel 16 gaat over het beladen onderwerp van de uitverkiezing. De uitverkiezing houdt in dat de Heere besluit sommige mensen te redden en anderen te laten in het ongeluk waarin ze zichzelf gestort hebben. Dit leerstuk roept veel weerstand en vragen op.
- Om de uitverkiezing te kunnen plaatsen moeten we eerst onder ogen zien dat we sinds de zondeval in een toestand van verderf en ondergang verkeren (artikel 16). Door onze eigen schuld zijn we verloren en hebben geen enkel recht op redding. Voor deze werkelijkheid moet de Heilige Geest onze ogen openen.
- De Vader geeft echter uit louter genade Zijn Zoon om zondaren zalig te maken. In het evangelie komt de boodschap van redding tot ons. Uit onszelf zeggen we echter allemaal ‘nee’ tegen het evangelie. Het hart van degenen die God uitverkoren heeft wordt door de Heilige Geest bereid gemaakt om de boodschap in geloof te ontvangen. Onze God is een volkomen Zaligmaker. Hij geeft Zijn Zoon om de schuld op Zich te nemen én Hij schenkt ons de Geest om ons het geloof te geven om Christus’ genade te ontvangen. Voor onze redding komt de lofprijzing volledig toe aan de drie-enige God.
- Uit Efeze 1:1-14 spreekt grote dankbaarheid en zekerheid. De band tussen de Heere en de Efeziërs ligt ten diepste niet vast in hun keuze voor God, maar in de keuze van de Heere voor hen. Als gered worden ook maar een klein beetje van mijn keuze zou afhangen zou alles onzeker worden. Omdat het vastligt in Gods keuze voor mij kan ik zeker zijn van mijn redding.
- Als we door het geloof het juiste zicht hebben op de uitverkiezing brengt het lofprijzing en zekerheid teweeg. Desondanks moeten we ook zo eerlijk zijn dat de uitverkiezing ons vragen oplevert, waar we met ons kleine mensenverstand niet uitkomen. Mozes zegt in Deuteronomium 29:29: De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen.
- Kan ik zeker weten of ik uitverkoren ben? En zo ja, hoe dan? Het is mogelijk om zekerheid te krijgen over onze verkiezing. We moeten hiervoor naar de Heere Jezus kijken. Als we geloven in Hem als onze Redder mogen we weten uitverkoren te zijn in Hem. Wie niet in Christus gelooft gaat door eigen schuld verloren.
- De uitverkiezing is niet iets waar we mee moeten beginnen. We moeten ermee eindigen. De uitverkiezing kan vergeleken worden met een poort. Boven de ingang van de poort staan de woorden: Bekeer u en geloof het evangelie! Als je door het geloof de poort binnengaat en achterom kijkt, zie je op de andere kant van de poort staan: Het was door U door U alleen, om het eeuwig welbehagen. Lof zij onze volkomen Zaligmaker!
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Herkent u de weerstand en vragen die de uitverkiezing kan oproepen?
- Welke rol speelt de uitverkiezing in uw geloofsleven?
- Bent u zeker van uw redding?
Samenvatting preek NGB artikelen 14-15: 'Adam en Christus'
- De zondeval kan allerlei vragen bij ons oproepen. Was het echt zo erg dat Adam en Eva van de verboden vrucht aten? En waarom moeten wij gevolgen ondervinden van de zonde die Adam eens lang geleden heeft gedaan?
- Het eten van de verboden vrucht was geen klein vergrijp. Door dit te doen lieten Adam en Eva zien dat ze de duivel geloofden, in plaats van de Heere. Hierdoor verbraken ze de band met de Schepper.
- In Romeinen 5:12-21 vertelt Paulus dat de zonde van Adam gevolgen heeft voor al zijn nakomelingen. Dit brengt ons bij de erfzonde. Aan de erfzonde zitten twee kanten: erfschuld en erfsmet.
- Erfschuld wil zeggen dat Adams zonde ook ons wordt aangerekend. Door de val in het paradijs worden ook wij door God als zondaren aangemerkt. Dit is voor ons moeilijk te begrijpen. Adam trad in het paradijs voor zijn nageslacht op als vertegenwoordiger. Wij kennen in onze tijd ook vertegenwoordigers die voor iemand anders beslissingen nemen. De volksvertegenwoordiging is hiervan een goed voorbeeld. De Tweede Kamer maakt voor ons keuzes die ons leven raken. Wij hebben echter Adam niet gekozen als onze vertegenwoordiger. Dat heeft de Heere gedaan. Hij heeft een vertegenwoordiger uitgekozen die bij ons past. Wij zouden in het paradijs hetzelfde gedaan hebben als Adam.
- Erfsmet wil zeggen dat de zonde ons vanaf het allereerste begin (vanaf de moederschoot) aankleeft. De erfsmet is als een wortel, waaruit allerlei zonden voortkomen. Een kind hoef je niet aan te leren om ruzie te maken en ongehoorzaam te zijn. Dit zit er vanaf het begin al in.
- De artikelen 14 en 15 tekenen ons de hopeloze situatie van ons mensen in onszelf. We zijn slaven van de zonden en kunnen onszelf niet redden. In Romeinen 5 zet Paulus tegenover Adam echter Iemand anders: Christus. Hij is zoals Adam had moeten zijn. Hij doet als Mens vanaf het allereerste begin in de moederschoot ons leven over. Voor Adam was het heel gemakkelijk om het eeuwige leven te beërven voor zichzelf en zijn nageslacht. Hij hoefde alleen maar niet van die ene boom te eten. Voor Christus was het daarentegen een onnoemelijk zware opdracht om het eeuwige leven te verdienen voor de Zijnen. Hij moest ervoor de Godverlatenheid in.
- Het is voor ons de vraag of we in Adam of in Christus zijn. Van nature horen we allemaal bij Adam. Door het geloof worden we overgeplant in Christus. Een ander bracht ons buiten het paradijs. Zo brengt ook een Ander ons weer in het paradijs. Pluk de vruchten van de kruisboom op Golgotha!
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Herkent u zich in het zeer donkere beeld wat in de artikelen 14 en 15 van ons mensen wordt geschetst?
- Herkent u de vragen die er leven rond de erfzonde? Heeft de preek u hierbij verder geholpen?
- Welke vruchten plukt u van de kruisboom op Golgotha?
Samenvatting preek NGB artikel 13: 'In Gods hand'
- Veel mensen ervaren het leven als een aaneenrijging van willekeurige gebeurtenissen. Artikel 13 belijdt echter iets heel anders: niet het toeval regeert, maar God.
- Artikel 13 gaat over Gods voorzienigheid. Dit woord betekent dat de Schepper nog steeds zorgt voor de wereld die Hij gemaakt heeft. Ook na de zondeval regeert Hij over Zijn schepping. Gods regering gaat niet alleen over de mooie dingen in ons leven, maar ook over de moeilijke dingen. Het is een moeilijk gegeven dat de God waarvan we geloven dat Hij almachtig en liefdevol is zoveel ellende op de aarde toelaat.
- Er is veel verzet tegen de belijdenis dat Gods regering over alles gaat. Maar de vraag is wat het alternatief is. Als de Heere niet over alles regeert zijn er momenten in mijn leven dat ik niet in Gods hand ben, maar in de hand van het toeval, de duivel, of iets anders. Dit is een zeer beangstigende gedachte.
- Artikel 13 zegt dat we niet altijd de manier begrijpen waarop de Heere deze aarde regeert. We moeten ons hierin bescheiden opstellen. Wie zijn wij als kleine mensen om de grote Schepper van hemel en aarde te kunnen begrijpen?
- Deze bescheiden houding komt ook naar voren in Psalm 131. In dit lied zegt David dat er dingen zijn die te groot en te wonderlijk voor hem zijn. In kinderlijk vertrouwen vertrouwt hij zich toe aan de hemelse Vader. Zoals een kind dat net de borst heeft gehad van zijn moeder.
- In de worstelingen met de weg die de Heere met ons gaat mogen we onze nood uitroepen naar de hemel. Zelfs de Heere Jezus worstelde (in Getsémane) met de weg die de Vader met Hem ging. Door Christus zien we dat de Heere niet onverschillig tegenover onze wereld en het lijden staat. Christus neemt het lijden op Zich en opent de toekomst naar een nieuwe wereld zonder ellende en tranen.
- Het woord voorzienigheid komt niet letterlijk in de Bijbel voor. In de geschiedenis van het offer van Abraham wordt wel door Abraham gezegd dat de Heere Zelf zal voorzien in een lam voor het brandoffer. In het Lam Christus heeft God voorzien in onze diepste nood.
- Wij roepen soms onze waaromvragen naar de hemel. Aan het kruis horen we ook Christus ‘waarom’ roepen. Het kruis van Golgotha roept als het goed is bij ons waaromvragen van verwondering naar boven. Waarom houdt u zoveel van mij? Waarom hebt U alles voor mij overgehad?
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Hoe staat u tegenover de belijdenis dat Gods regering over alle dingen gaat?
- Wat zou u antwoorden op de vraag waarom een liefdevolle God zoveel lijden toelaat?
- Leeft u met de verwachting van een nieuwe wereld waarin alle dingen nieuw zijn?
Samenvatting en vragen van de preek NGB artikel 12: ‘Gods goede idee’
- Veel mensen gaan ervanuit dat de aarde ontstaan is door een toevallige samenloop van omstandigheden. Ook u, jij en ik zijn dan toevallig ontstaan. Als je zo denkt heeft je leven in feite geen doel. De Bijbel vertelt ons gelukkig iets heel anders.
- Artikel 12 belijdt dat God door Zijn Zoon alles uit niets geschapen heeft. Als wij iets maken hebben we materiaal nodig waarmee we iets maken. Dit geldt niet voor de Heere. Scheppen is iets maken uit niets.
- Artikel 12 zegt dat de Heere alles geschapen heeft …toen het Hem goeddacht. Dat de aarde en wij bestaan is dus omdat God dit een goed idee vindt. Wij bestaan omdat God dat wil.
- Je kunt met de vraag zitten: mag ik er wel zijn? Veel mensen denken dat ze door wat ze presteren er mogen zijn. Als je voor je gevoel niet meer presteert (bijvoorbeeld als je op oudere leeftijd bent gekomen) kun je het gevoel krijgen dat je er niet mag zijn. We mogen echter door het geloof weten dat we er mogen zijn, omdat God ons geschapen heeft.
- Artikel 12 geeft in het kort een antwoord op de vraag wat het doel van ons leven is: onze Schepper dienen. Na de zondeval voldoen we niet meer aan dit doel. In Genesis 6:6 staat zelfs dat de Heere er berouw van heeft dat Hij de mensen heeft geschapen. Toch maakt Hij met ons een nieuw begin. Hij zendt Zijn Zoon naar deze aarde. Christus dient Zijn Vader volkomen en neemt de schuld van onze opstandigheid op Zich. Christus mocht er niet meer zijn: Hij werd verstoten door Zijn Vader en de mensen. Door Hem kan ik voor God bestaan.
- Artikel 12 vertelt uitgebreid over de engelen. Engelen hebben richting Gods kinderen de taak om boodschappen van de Heere door te geven en ons te dienen.
- Onder aanvoering van de satan zijn een aantal engelen in opstand gekomen tegen de Heere (Judas 1:6). De demonen doen er alles aan om afbreuk te doen aan Gods Koninkrijk. De duivel is geen god, die gelijke macht heeft als de Heere. Hij is slechts een schepsel.
- Dat God de Schepper is van hemel en aarde wijst ons op Zijn enorme macht. Jesaja 40: 12-31 spreekt hierover. De volken zijn vergeleken bij Hem een druppel in een emmer en een stofje op een weegschaal (vers 15). God is machtiger dan alle dingen die op ons levenspad kunnen komen: ziekten, zonden, tegenstanders, duivel, angst en dood. Ondanks Zijn grootheid ziet de Schepper om naar ons kleine, krachteloze mensen. Hij wil ons een plekje geven op Zijn nieuwe aarde.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Ervaart u weleens dat het leven zinloos lijkt?
- Wat betekent het voor u dat God u geschapen heeft?
- Wat hebben we eraan om te weten dat er engelen en demonen bestaan?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 11: God in je hart
- We leven in een postmoderne tijd waarin het gevoel belangrijk is. Binnen de kerk uit zich dit levensgevoel in een sterke vraag naar de ervaring van God. Dit is op zich een Bijbelse zaak. Denk aan de Psalmen.
- Niet alle geestelijke ervaringen zijn echter afkomstig van de Heilige Geest en elke religieuze ervaring is nog geen ervaring van de God van de Bijbel, de Vader van Jezus Christus.
- De Heilige Geest is God in je hart. Het woord voor de Geest betekent zowel in het Hebreeuws als het Grieks oorspronkelijk: adem of wind. Net als de wind kun je de Geest niet zien maar Hem wel kennen uit wat Hij doet.
- De Geest is wel genoemd: God in actie. Zijn werk is veelzijdig. Hij was al betrokken bij de schepping. Hij leert ons bidden, Hij vernieuwt ons leven, Hij geeft ons de zekerheid dat we kinderen van God zijn.
- Het belangrijkste werk van de Geest is dat Hij Christus verheerlijkt. Dat doet Hij door een geloofsband te leggen tussen Christus en de gelovigen en hun toe-eigent wat Christus heeft verdiend. Hij serveert de maaltijd die Christus heeft bereid.
- De toe-eigening van het heil is allereerst geen werk van mensen maar een werk van de Heilige Geest. Hij overtuigt ons van onze zonden maar brengt ook de Heere Jezus zo dichtbij dat je niet anders meer kunt dan in geloof je armen om Hem heenslaan.
- De toe-eigening van Christus en Zijn weldaden is geen kwestie van durven maar van mogen of niet-mogen. De Heere Jezus heeft kostbare geschenken als vergeving, vernieuwing, vrede, het kindschap van God, eeuwige leven, voor ons verdiend, wij mogen ze door de genade van Gods Geest uitpakken.
- De Heilige Geest legt contact met Christus, niet door het gevoel maar door het geloof. Jezus wordt niet in je leven gedropt via een directe ervaring. Hij wordt je aangeboden in het Woord, wij ontvangen Hem door het geloof.
- We belijden met Nicea dat de Geest Heere is en levend maakt. Een geweldige troost voor mensen die zeggen: ik kan niet geloven. De Geest maakt je oren, je ogen, je hart, je bidden, je handen levend, zodat je Jezus vastgrijpt en aan je hart drukt.
- Het is een groot wonder dat de Geest wil komen, wonen en blijven in ons hart. Net als de Vader en de Zoon is ook de Geest oneindig trouw.
- Een belangrijke vraag: hebt u / jij de Heilige Geest ontvangen? Hij wordt gegeven, maar niet als een lot uit de loterij. Hij wordt gegeven uit Gods Vaderhand, uit Christus’ doorboorde handen. Niet aan wie het waard is of aan wie het betalen kan maar uit pure goedgeefsheid. Hij is ons al in de doop toegezegd en we komen elke kerkdienst met Hem in aanraking.
- Wanneer we de Geest hebben ontvangen, moeten we steeds meer door Hem vervuld worden, opdat Christus steeds meer in ons hart gaat leven.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Herkent u het verlangen naar de ervaring van God? Waar komt u dat verlangen in bijvoorbeeld de Psalmen tegen? Wat is het verschil tussen geloofservaring en ervaringsgeloof?
- In charismatische kringen worden de bijzondere genadegaven van de Geest benadrukt (tongentaal, profetie, genezing). Vindt u dat deze te weinig aandacht krijgen in de gevestigde kerken? Zo ja, hoe zouden ze meer een plaats kunnen krijgen?
- Hoe beantwoordt u de vraag: Hebt u de Heilige Geest ontvangen? Hoe weet u dat?
Samenvatting preek NGB artikel 10: ‘Vaders Lievelingskind’
- Je kunt iemand leren kennen door wat anderen je over die persoon vertellen. Maar je leert iemand pas echt kennen als je hem of haar zelf ontmoet. Dit geldt ook voor God.
- Artikel 10 belijdt dat Christus God is. Dit is een belijdenis die zowel in de kerk als buiten de kerk bestreden wordt. Er zijn mensen die Jezus zien als een engel, of alleen als een bijzonder mens. De Godheid van Christus is heel belangrijk voor ons:
- Als Christus niet Gd Zelf is blijft de Heere voor ons op een grote afstand staan. Hij komt niet Zelf naar deze aarde.
- Als Christus niet Gd is kan Hij ons niet redden. Wij schepselen kunnen onszelf niet eens redden, laat staan andere mensen.
- Als Christus niet Gd is zouden we niet tot Hem kunnen bidden en Hem niet mogen vereren. Want dan zouden we naast God iemand anders aanbidden en dat verbiedt de Bijbel heel duidelijk (eerste gebod van de tien geboden).
- Artikel 10 noemt verschillende Bijbelteksten om aan te tonen dat Christus werkelijk God is. Er wordt verteld dat God de Zoon betrokken was bij de schepping van alle dingen.
- In Spreuken 8:22-36 stelt de Wijsheid Zich aan ons voor. De Wijsheid is God de Zoon, Die er al was voor de schepping. In vers 30 wordt de Wijsheid Gods Lievelingskind genoemd. De Vader en de Zoon hebben een unieke band. De Zoon is een bron van blijdschap voor de Vader (vers 30).
- Van de Zoon wordt in vers 31 gezegd dat de mensen Zijn bron van blijdschap zijn. Dit is een groot wonder. Hij vindt vreugde in de omgang met ons mensen. De Zoon laat Zich door de Vader in de wereld zenden om Gods liefde aan ons bekend te maken. De Heere wil ook u en jou met dit doel de wereld inzenden, dichtbij of ver weg.
- In de verzen 32-36 blijkt dat als de Zoon Zich aan ons voorstelt, dit om een reactie vraagt. We kunnen slechts op twee manieren reageren: naar Hem luisteren, of Hem haten. Hoe reageren wij?
- In het begin van de preek werd gezegd dat je iemand kunt kennen ‘van horen zeggen’, of iemand kunt leren kennen in een persoonlijke ontmoeting. In de Zoon, Die als mens naar deze aarde is gekomen, ontmoeten wij God Zelf. In de omgang met Christus leren we God persoonlijk kennen.
- Door het geloof in het Lievelingskind van de Vader mogen wij ook zelf geliefde kinderen van God zijn. De Heere vindt vreugde in mij. Wat een wonder!
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Waarom is het voor ons belangrijk dat Christus God is?
- Welke dingen of personen zijn voor u een bron van blijdschap?
- Mag u weten een kind van God te zijn?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 8 en 9: 1 + 1 + 1 = 1
- Er bestaan allerlei gedachten over wie of wat God is: een oerkracht, de dragende grond van het bestaan, het goede in de mens, de liefde tussen mensen.
- Een atheïst (godloochenaar) wordt niet geboren maar gemaakt. Het atheïsme is meer willen dan denken. We zetten God tussen haakjes omdat we zelf god willen zijn. God ontkennen is net zo dwaas als een vis die zegt: er is geen water.
- Calvijn schreef: het menselijk hart is een fabriek van afgoden. Ons beeld van God is hooguit een karikatuur. We kennen God alleen omdat Hij Zich aan ons heeft bekendgemaakt. Het duidelijkst in de Bijbel.
- Volgens Gods Woord geloven wij in één God Die Zich aan ons openbaart in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. We mogen de drie Personen niet van elkaar scheiden (één God), maar ze zijn niet identiek (drie Personen). 1 + 1 + 1 = 1.
- In het Oude Testament ligt de nadruk op de eenheid van God om Israël te wapenen tegen het heidense veelgodendom. Toch komen we ook hier al sporen van de Drie-eenheid tegen (Genesis 1:26, Numeri 6:24-26, Jesaja 6:3).
- God is één: we kunnen voor alle dingen van ons leven bij Hem terecht. Binnen de Drie-eenheid worden geen soloacties ondernomen. Het gaat Vader, Zoon en Heilige Geest om hetzelfde: de verlossing van verloren mensen.
- De leer van de Drie-eenheid is geen dorre theorie, het gaat om de vraag Wie God voor ons wil zijn: onze Schepper, onze Verlosser, onze Heiligmaker.
- Het woord Drie-eenheid is door mensen bedacht, de zaak waar het om gaat kom je op veel plaatsen in de Bijbel tegen, vooral in het Nieuwe Testament: de doop van Jezus, het zendingsbevel, de zegenbede waarmee Paulus zijn brieven afsluit.
- Het gaat er ten diepste niet om dat we een juist begrip van de Drie-eenheid hebben, maar dat we van deze God een kind mogen zijn. Ieder van ons komt met Hem in aanraking (de doop, de groet en de zegen in de eredienst etc.).
- God biedt ons Zijn vriendschap aan. Er is geen groter geluk dan je te mogen koesteren in de liefde van de Vader, het beeld van de Zoon te dragen, de troost van de Geest te ervaren.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- De geloofsbelijdenis van Athanasius, waarin God als Drie-enige wordt beleden, sluit af met het volgende artikel: Dit is het katholieke geloof: wie dit niet getrouw en vast zal hebben geloofd, zal niet behouden kunnen worden. Wat vind je van deze uitspraak?
- Hoe zou je ingaan op het verwijt van een Jehova’s Getuige aan de deur, of van een collega of medestudent die moslim(a) is: jullie geloven in drie goden?
- Welke rol speelt de belijdenis van de Drie-eenheid in uw/jouw geloofsleven? Kun je bijvoorbeeld behalve tot de Vader ook tot de Zoon en de Heilige Geest bidden?
Samenvatting preek NGB artikelen 5-7: ‘Waarom de Bijbel?’
- We geloven dat de Bijbel het Woord van God is. In de 66 Bijbelboeken komt de stem van de Heere tot ons. Maar waarom geloven we dit van de Bijbel? Waarom geloven we dit niet van een ander boek?
- Artikel 5 noemt drie redenen waarom we de Bijbel erkennen als gezaghebbend:
- De kerk aanvaardt de Bijbel als Gods Woord. Deze reden wordt door de NGB gezien als minder belangrijk. De kerk bepaalt overigens niet welke boeken in de Bijbel thuishoren, maar ontvangt de Bijbelboeken als een geschenk uit Gods hand.
- Een belangrijkere reden is dat de Heilige Geest getuigenis in ons hart geeft dat de Bijbel bij God vandaan komt. De Geest overtuigt ons dat in de Bijbel de Heere Zelf tot ons spreekt. We hebben de Heilige Geest nodig om de Bijbel op waarde te kunnen schatten.
- De Bijbel is betrouwbaar. De dingen die erin voorspeld zijn komen uit. Bijvoorbeeld zijn er vele profetieën in het Oude Testament over de Heere Jezus, die op Gods tijd zijn vervuld. Dit argument kan ongelovigen niet overtuigen, maar kan het reeds aanwezige vertrouwen in de Bijbel wel versterken.
- De geschiedenis van de Emmaüsgangers (Lukas 24:13-35) is een illustratie bij de tweede en derde reden om de Bijbel te erkennen. De Heere Jezus laat de Emmaüsgangers zien dat Zijn sterven en opstanding voorspeld zijn door het Oude Testament (derde reden). Als de Emmaüsgangers terugkijken op de reis die ze met Jezus hebben afgelegd zeggen ze: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende? Dit doet denken aan de Heilige Geest Die getuigenis in ons hart geeft (tweede reden). De Geest ontsteekt een vuur van geloof en vreugde als Gods Woord voor ons geopend wordt. Herken je dit bij jezelf?
- In artikel 6 worden de apocriefe boeken opgesomd. Dit zijn boeken (en toevoegingen aan Bijbelboeken) die wel een plek hebben gekregen in de Bijbel van de rooms-katholieken, maar niet bij de protestanten. Via de Griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta) zijn deze boeken in de rooms-katholieke Bijbel terechtgekomen. Belangrijke redenen om deze boeken niet een plek te geven in de Bijbel zijn: 1 De Joden hebben deze boeken niet in hun Bijbel opgenomen. 2 Deze boeken worden nergens aangehaald in het Nieuwe Testament. De apocriefe boeken kunnen leerzaam zijn, voor zover ze overeenstemmen met de Bijbel.
- Artikel 7 belijdt dat de Bijbel genoeg is voor ons. De Bijbel bevat alles wat we moeten weten om de Heere te dienen. Ook alles wat we nodig hebben om gered te worden staat erin. De Bijbel heeft moeilijke gedeelten, maar de kern ervan is helder: de redding door Jezus Christus. Geleerden raken hun hele leven niet uitgestudeerd in de Bijbel. Aan de andere kant kan een kind de kern van de Gods Woord begrijpen. Is de centrale boodschap van Jezus’ redding al in uw leven geland?
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
1. Kent u twijfels bij het gezag en de betrouwbaarheid van de Bijbel?
2. Welke plek heeft de Bijbel in uw dagelijks leven?
3. Wat is voor u de kern van de Bijbel?
Samenvatting van de preek over NGB artikel 3 en 4: De lippen van God
- De Bijbel is een boek met een geheim: God spreekt daarin tot ons. Daarom gaan we naar de kerk, lezen we dagelijks in de Bijbel, vertellen we onze kinderen de Bijbelse geschiedenissen. We geloven dat er in de Bijbel een ongekende kracht schuilgaat. Het Woord van God is het zaad van de wedergeboorte, in de Bijbel hoor je de stem van de levende God.
- Toch is de Bijbel ook een boek van mensen. Eeuwenlang is eraan gewerkt en heel verschillende mensen hebben aan het eindproduct bijgedragen. De Bijbel is niet uit de lucht komen vallen maar gegroeid door de eeuwen heen. Als de bouw van een kathedraal.
- De Heilige Geest heeft mensen in dienst genomen om de Bijbel tot stand te brengen. Dit noemen we inspiratie. De Geest schakelt mensen in niet als willoze werktuigen maar als de unieke mensen die ze zijn, in opvoeding, talent, levenservaring, karakter.
- Dit doet geen afbreuk aan de waarde van de Bijbel, het maakt de Bijbel juist waardevoller. God spreekt tot ons door middel van mensen als wij. Hij komt als het ware naast ons zitten, kruipt in onze huid, maakt gebruik van onze voorstellingswereld, onze talen, spreekwijzen, literatuurvormen.
- Toch vinden veel mensen de Bijbel een moeilijk boek. Luther zei: lees de Bijbel zoals je vis eet, d.w.z.: begin niet met de moeilijkste stukken. De Bijbel is een boek om in te groeien. Bijbellezen vraagt inspanning, maar die is de moeite meer dan waard!
- In de omgang met de Bijbel hebben we concentratie nodig. Fladder niet als een vlinder van tekst naar tekst, maar kruip als een bij in het Woord om het voedsel eruit te halen.
- We kunnen de waarheid van de Bijbel niet bewijzen. De Geest opent bij het lezen onze ogen en ons hart ervoor dat de Bijbel Gods eigen Woord is. Wij hoeven anderen niet te overtuigen van de waarheid van Gods Woord, we mogen getuigen wat de Bijbel voor ons betekent.
- Wie leest in de Bijbel, komt voor de keuze te staan: of je aanvaardt het Woord van God of je verwerpt het. Of je hoort je levend (Jesaja 55:3) of je ergert je dood (Johannes 6:60).
- Gods Woord is een kracht van God tot zaligheid, omdat het Woord van begin tot eind één Naam uitspreekt: de Naam van Jezus. Als je de bijbel opent, zoekt Hij contact, klopt Hij op de deur van je hart. God wil dat we eeuwig gelukkig worden. Het bewijs daarvoor ligt voor u in de kerkbank, en thuis op jouw nachtkastje of bureau.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- De Heilige Geest heeft mensen ingeschakeld om de Bijbel tot stand te brengen. Wat vindt u, verliest de Bijbel daardoor aan waarde, of juist niet?
- Hoe geeft u vorm aan de persoonlijke omgang met de Bijbel? Welke vreugden en welke problemen ervaart u daarbij?
- Kunt u momenten noemen dat God vanuit de Bijbel persoonlijk tot u sprak?
Samenvatting preek NGB artikel 2: ‘Boek en bril’
- Er zijn mensen die in God geloven en er zijn mensen die dat niet doen. Er is ook een grote groep die er tussenin zit. Ze weten niet of er een god bestaat. Zij worden agnosten genoemd. Agnost zijn lijkt logisch en aantrekkelijk. Want hoe zou je zeker kunnen weten of God wel of niet bestaat? Artikel 2 vertelt ons dat we God wel degelijk kunnen leren kennen. De Heere geeft ons hiervoor twee middelen. Hierover wordt ook verteld in Psalm 19.
- De eerste manier hoe de Heere Zich aan ons laat zien is ‘door de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld.’ De Heere laat Zich zien in de natuur die Hij geschapen heeft en in Zijn blijvende zorg voor de schepping (dit wordt onderhouding genoemd). De schepselen worden in artikel 2 letters genoemd die een boek vormen dat vertelt over de Schepper.
- De natuur is vol rampen en wreedheid. De vraag kan boven komen of de natuur ons wel een goed beeld geeft van Wie God is. Hierbij moeten we in gedachte houden dat de Heere de schepping goed heeft gemaakt. Maar door de duivel en ons mensen is er in het mooie boek van de schepping gekrast. Dit maakt het moeilijker om dit boek te lezen.
- Het is niet zo dat het boek van de schepping ons tot geloof kan brengen in de God van Israël. Dit ligt aan ons. Wij kunnen dit boek niet meer goed lezen. We hebben een bril nodig om dit te kunnen doen.
- Artikel 2 zegt dat de Heere ons een tweede middel aanreikt om Hem te leren kennen: ‘Zijn heilig en goddelijk Woord.’ Dit Woord is vlees geworden in Jezus Christus en Schrift geworden in het Oude en Nieuwe Testament. Gods Woord spreekt duidelijker en completer over de Heere dan de schepping. In tegenstelling tot de schepping vertelt Gods Woord ons bijvoorbeeld over het offer van de Heere Jezus.
- Het Woord van God is de bril die de Heere ons aanreikt om het boek van de schepping te kunnen lezen. Door deze bril zien we dat alles niet toevallig is ontstaan, maar dat de schepping getuigt van Gods heerlijkheid en macht. Ook zien we door deze bril het verschil tussen Gods oorspronkelijke schepping en later aangebrachte ‘krassen’.
- Artikel 2 spreekt heel stellig uit dat wij God kennen. Dat klinkt nogal pretentieus. We kunnen als kleine mensen de grote God toch niet helemaal kennen en begrijpen? Dat is waar. Maar we mogen Hem kennen, zoals een klein kind zijn moeder kent. Een kind weet niet alles van zijn moeder en begrijpt niet alles van haar. Toch vertrouwt hij zijn moeder en kent haar op een zeer intieme manier. Zo mogen wij de hemelse Vader kennen. Als het volmaakte gekomen is zullen we Hem nog intenser kennen. Wat een vooruitzicht!
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Wat zou u tegen iemand zeggen die beweert dat je niet zeker kunt weten of God bestaat?
- Wat vertelt de schepping u over de Schepper?
- Kent u God?
Op de site www.nederlandse-geloofsbelijdenis.nl is achtergrondinformatie te vinden over de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Samenvatting preek artikel 1 Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘God is uniek’
- De Nederlandse Geloofsbelijdenis is in 1561 opgesteld door de Zuid-Nederlandse predikant Guido de Brès. Hij gooide de Nederlandse Geloofsbelijdenis ’s nachts over de muur van kasteel Doornik. Hij deed er een brief bij die gericht was aan koning Filips II. Hij wilde aan de koning duidelijk maken dat het gereformeerde geloof gebaseerd was op de Bijbel en dat de gereformeerden geen gevaarlijke opstandelingen waren.
- Artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis begint met de woorden: Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond. Geloof is een zaak van zowel het hart als de mond. In de tijd van Guido de Brès was het door de vervolging van protestanten verleidelijk om je geloof niet te belijden. In onze tijd kan dat ook verleidelijk zijn, omdat ons getuigenis op weerstand kan stuiten.
- In artikel 1 wordt beleden dat er één God is. Dit was en is de centrale geloofsbelijdenis van het Joodse volk (Deuteronomium 6:4). In vers 5 wordt duidelijk dat de geloofsbelijdenis van deze ene unieke God een unieke toewijding van ons vraagt. Het geloof in Hem moet niet een gedeelte van ons leven stempelen, maar ons hele leven. Hoe is dat in de praktijk van ons leven?
- In artikel 1 worden maar liefst veertien kenmerken van de Heere genoemd. Het is als een lofprijzing waarin de woorden over elkaar heen buitelen. Laten we ons doormiddel van de Bijbel verdiepen in Wie deze lovenswaardige God is.
- Guido de Brès werd in 1567 in Valenciennes opgehangen vanwege zijn geloofsovertuiging. Toen hij te horen kreeg dat hij enkele uren later geëxecuteerd zou worden zei hij: Ik ben zeer verblijd en mijn hart springt. Ik word heden uitgenodigd op de bruiloft van het Lam. Ik word van minuut tot minuut gesterkt, wat is de Heere Zijn kinderen nabij. Tot het einde toe bleef hij geloven met het hart en belijden met de mond. De goede God heeft hem thuisgehaald, zoals Hij dat doet met al degenen die met het hart geloven en met de mond belijden.
Vragen om verder over na te denken en na te praten:
- Welke woorden komen bij u boven als u aan God denkt?
- Herkent u de neiging om het geloof niet te belijden, maar het voor uzelf te houden?
- Wat betekent het voor uw dagelijks leven dat u gelooft in God?